MORGENGLANS
Hoe schoon is mijn land
bij 't eerste ochtendgloren,
wanneer tussen zon en maan
de eerste dauwdruppel wordt geboren.
Hoe menigmaal heb je 't oog
reeds kunnen bekoren,
reeds kunnen bekoren,
als bij zomer-zonnelicht
de zoete weiden en 't golvend koren
in je schoot worden herboren.
En bij de betoverende ochtendzangen
van menig vogelkijn
in je schoot worden herboren.
En bij de betoverende ochtendzangen
van menig vogelkijn
klopt ons hart steeds eenzelfde verlangen
ach, kon het maar altijd zomer zijn.
ach, kon het maar altijd zomer zijn.
Jozef Vandromme
(uit SEIZOENEN van mijn hart)